Bedrijfsprofiel

  • Ligging: Lennik.
  • Grondsoort: Zandleem en leem. 
  • Sector: Melkvee, vleesvee en akkerbouw. 
  • Teelten: Tarwe, gerst, spelt, aardappelen, suiker- en voederbieten, mais, grasklaver/kruiden, grasland, hoevepootgoed. 
  • Agro-ecologische principes: Niet-kerende en gereduceerde grondbewerking, complexe groenbemesters, gereduceerde gewasbescherming, synthetische kunstmest verminderen.

Programma

Tijdens ons bezoek focusten we op de rol en samenstelling van groenbedekkers. Ze voeden de bodem, stimuleren het bodemleven en versterken zo de gewassen. Het uiteindelijke doel is om de bodem het hele jaar door zo goed mogelijk bedekt te houden.

De filosofie van Jonas

Jonas werkt samen met zijn ouders, broers en zus op het landbouwbedrijf. Tijdens een stage in zijn landbouwopleiding leerde hij Stefan Muijtjens kennen, die hem als expert in de agro-ecologie begeleidt met onder andere gereduceerde bodembewerking. Jonas werkt sinds 7 jaar niet-kerend: hij ploegt niet meer en reduceert het aantal bodembewerkingen aanzienlijk. Hij zet in op teeltrotatie, vlinderbloemigen en mechanische onkruidbestrijding afhankelijk van de beschikbare arbeidstijd.  

Groenbedekkers, een bonte mengeling van soorten

Belangrijk voor een gezond bodemleven 

Jonas houdt op zijn percelen zo lang mogelijk een groenbedekker aan. Hij toonde hoe hij een mengsel van 12 zomersoorten had ingezaaid op 4 augustus. De samenstelling van het mengsel bevat onder andere gele mosterd, Alexandrijnse klaver, vlas, wikke, lupinen, linzen, zonnebloem, facelia …

Stefan benadrukt dat het belangrijk is om minstens 5 families in het mengsel te hebben. Dit omdat verschillende families aanvullende eigenschappen hebben. Zo heeft de familie van de vlinderbloemigen stikstofbindende eigenschappen en zie je knolletjes (rhizobium bacteriën) in de wortels. De Brassica-familie heeft lange penwortels en boort diep in de bodem, een andere familie heeft dan weer brede, uitwaaierende wortels. Een mix van plantenfamilies is een boost voor het bodemleven, dat een variatie aan voedsel nodig heeft (liefst op verschillende dieptes).

Elke plant draagt bij tot een diversiteit van sporenelementen of micro-elementen:

  • Facelia maakt calcium en fosfaat beschikbaar en verbetert de grondstructuur.
  • Cichorei levert kobalt, wat belangrijk is voor de vorming van vitamine B12 in de koe of de bodem.

Deze elementen worden door de planten afgegeven in een vorm die makkelijker opneembaar is door het bodemleven dan wanneer je dit kunstmatig zou toevoegen. Bovendien toont steeds meer wetenschappelijk onderzoek aan dat een rijk bodemleven leidt tot gezonde gewassen, en dat dit op zijn beurt bijdraagt aan een gezond microbioom (darmflora) in het menselijk maag- en darmsysteem. 

Dit betekent dat gezond zaaigoed van zeer groot belang is. Eigen zaaizaad is vaak beter want je kan als landbouwer het zaad gebruiken van de planten die het best floreren op jouw specifieke bodem. In deze zaden zitten de micro-elementen die in jouw bodem zitten en die zorgen dat de nakomelingen het ook goed gaan doen in jouw systeem of bodem. Stefan verwijst naar Clemens Esser (zie Lighthouse Farm Limburg) die zijn eigen zaaigoed van bio-tarwe heeft. Hij heeft een opbrengst van 9,8 ton/ha.  

  • Glyfosaat (en ook andere herbiciden) binden zich aan metalen in de bodem, waardoor die minder beschikbaar zijn voor de plant. Als de bodemchemie verstoord wordt door die gaat het positieve effect deels verloren en komen er extra kosten bij om het te herstellen.  

Op het veld 

Na anderhalve maand staan de verschillende planten van de groenbemester er mooi bij: het veld is een dik tapijt van planten met wortels tot 40 à 50 centimeter diep. Je herkent meteen een tiental plantensoorten. Jonas zal er nu een tweede, winterhard mengsel van een 7-tal soorten doorheen zaaien. Het gaat onder andere om wintergerst, rogge, boon, wikke en boekweit. Deze soorten moeten de winter trotseren en blijven op het veld tot het voorjaar.

Zaai je deze mee in eind juli/begin augustus, dan is de kans groot dat ze te ver gegroeid zijn en de vorst niet overleven. Vandaar dat het groenbedekkersmengsel wordt opgesplitst en gezaaid in twee zaaibeurten. Het is belangrijk om er geen glyfosaat door te sproeien, omdat dit bladgroen doodt, en het is precies het bladgroen dat je nodig hebt voor een goede, gezonde plantengroei. Het inzaaien via twee beurten is duurder (meer arbeidstijd), maar je bespaart op je fytoproducten en kunstmest. Op die manier kom je (zeker op langere termijn) goedkoper uit. 

Keuze van de mengsels groenbedekkers 

Op de vraag hoe je zelf begint aan zo’n mix van groenbedekkers, antwoordt Stefan dat het slim is om bij de eerste keer een mengsel te kopen van winterharde soorten (bv. DSV heeft goede mengsels). Het belangrijkste is dat er 5 verschillende families in zitten. Als je wat ervaring hebt of na gesprekken met collega-boeren over welke mengsels aanslagen, kan je zelf een eigen mengsel samenstellen. Je kiest de zaden in functie van je bodem en in functie van de teelten die je ervoor had of die je na de groenbedekker wil inzaaien. Belangrijk is dat een derde van je mengsel uit vlinderbloemigen bestaat (wikke, erwt …). 

Er wordt niet standaard geklepeld. Dat gebeurt enkel één keer in ieder mengsel als het noodzakelijk is. Als er te veel massa is door een goede opkomst (zoals bv. vorig jaar), kan dat voor problemen zorgen. Dit jaar (op een droge grond) is er vijf dagen voor het planten van de pootaardappel geklepeld om er dan met de rotoreg en de planter doorheen te gaan.  

Een belangrijke opmerking: durf voor de nieuwe visie te gaan en laat je niet bang maken door mensen die niet willen of durven veranderen. En vooral: wees niet bang om fouten te maken. "Als je nooit een fout maakt, heb je niks geleerd”, zegt Stefan. Proberen, evalueren, bijsturen … en dit opnieuw en opnieuw.  

Er komt een vraag of je de groenbedekkers ook kan laten af-eten door grazers. Het probleem bij ons (in de gematigde streken) is dat we natte en te warme winters hebben, waardoor de (grote) grazers de bodem beschadigen of op z'n minst blootleggen. In koude streken zijn (grote) grazers wel een goede oplossing. Bij ons zijn er wel projecten rond wintergrazen met schapen.  

Zonlicht en planten

Het geheim van een hoog koolstofgehalte 

Het streefdoel is om 10% organisch materiaal te creëren in de toplaag. Stefan benadrukt het belang van planten bij de opbouw van humus - en dus koolstof - in de bodem. 40 - 50% van het zonlicht wordt (via de fotosynthese) omgezet naar plantensappen met voedsel, dat wordt afgegeven via de plantenwortels aan het bodemleven. De slimste, beste manier om koolstof op te slaan in de bodem is de combinatie van planten en (gratis) zonlicht. Het feit dat het koolstofgehalte van de bodem toeneemt via de plantensappen (vrijgegeven via de wortels) heet ook wel liquid carbon way.  

Vandaar dat de ‘estafetteteelt’ meer en meer interesse krijgt. Bij estafetteteelt plant je een nieuw mengsel aan groenbedekkers doorheen een eerste teelt. Je oogst de eerste teelt (van groenbedekkers) dus niet, maar zaait er nieuwe groenbedekkers tussen.  

Niet-kerende bodembewerking 

Niet-kerend betekent niet dat er geen grondbewerkingen meer zijn. Op het bedrijf van Jonas werken ze ondiep met de snijcultivator van 6 meter breed. In het voorjaar gebruiken ze enkel de precisiecultivator tot ze planten of zaaien. Door jaar na jaar niet-kerend te werken worden de percelen vlakker. De keuze voor de aankoop of het huren van de machine laat je best afhangen van de werkefficiëntie enerzijds en de mogelijkheid om toch goede bodempraktijken te kunnen toepassen anderzijds. Met de machine van Jonas kan je aan 14 km/u rijden en kan je 4 à 5 hectare per uur bewerken. 

Op het bedrijf van de familie Taelemans-Lemaire hanteren ze de 3-4-5 methode

  1. 3 keer bewerken, 
  2. tot maximaal 4 cm diepte, 
  3. en elke bewerking op dag 5 herhalen

Door op deze manier een vals zaaibed aan te leggen, creëer je een intensief bewerkte bovenlaag met hoge concentratie organisch materiaal. Dit bevordert de bestrijding van onkruiden, insecten en bodemziekten. Bovendien draagt het bij aan een actieve mulchlaag, waarin het bodemleven humus, humuszuren en fulvozuren vormt en het mechanisch onkruidbeheer efficiënter maakt. De bodem blijft bovendien langer goed bewerkbaar, doordat de structuur en doorlaatbaarheid behouden blijven. Het heeft een positief effect op de waterhuishouding en -kwaliteit. Het werkt tegen Sclerotinia, schadelijke soorten aaltjes en bodemverontreiniging. Bij de ondiepe bewerking is 6 cm versus 4 cm diep bewerken een groot verschil (4 cm is veel beter dan 6 cm). Beide bewerkingen leiden tot totaal andere processen. Dat geldt ook voor andere diepe bewerkingen. Je bewerkt bijvoorbeeld beter diep met 4 tanden in plaats van met 9 tanden. 

Vervolgens kijken we naar de voordelen van niet-ploegen: je bodemleven is diverser en groter, omdat je de bodem niet verstoort. De verschillende bodemlagen blijven op hun plaats. Een goed ontwikkeld bodemleven helpt je bij het telen van gezonde gewassen die sterk zijn. Op die manier heb je minder minerale meststoffen nodig en ook minder bestrijdingsmiddelen. De sterke en gezonde gewassen kunnen makkelijker zelf de aanvallen van virussen of bacteriën overwinnen. Bestrijdingsmiddelen houden de plagen misschien wel weg, maar maken de plant niet sterker, integendeel.  

Jonas vertelt dat er op zijn veld - waar hij na een jaar bieten net pootaardappelen heeft gerooid - verdichting is ontstaan. Belangrijk om dan groenbedekkers te kiezen met diepe beworteling. Hierdoor is er meer ruimte voor het bergen van water (10 - 25 ml meer water beschikbaar per plant) met als resultaat dat je een hogere opbrengst hebt bij niet-kerend werken. Bovendien heb je 30 tot 40 kg stikstof minder nodig ten opzicht van de situatie waarin je ploegt.  

Gebruik van bestrijdingsmiddelen 

Jonas heeft het gebruik van bestrijdingsmiddelen substantieel kunnen verminderen. In plaats van 3 spuitbeurten met fungiciden doet hij het nu met gemiddeld 1 spuitbeurt. Insecticiden gebruikt Jonas selectief en nooit preventief of standaard. Herbiciden zijn nog nodig, omdat Jonas nog niet volledig inzet op mechanische onkruidbestrijding. 

Gebruik stalmest 

Al het vee staat op stro, dus ook de melkkoeien krijgen een strobed. Dat zorgt ervoor dat Jonas veel stalmest heeft om toe te voegen aan de bodem. Het bodemleven vaart er wel bij. Stro betekent koolstof en koolstof is een belangrijke energiebron voor het bodemleven en de gewassen. Bovendien heeft de mest die ze in het najaar voeren meer tijd gehad om te composteren. Fijner verteerde mest werkt goed op het grasland, maar voor de akkerbouwtak zijn de voordelen minder groot. Jonas heeft bijgevolg zijn kunstmeststofgebruik (langzaam) sterk afgebouwd en zijn stalmest-gebruik opgebouwd.

Stefan wijst erop dat deze overgang niet overhaast mag gebeuren. De bodem is gewend aan een hoge stikstofgift en moet daar langzaam van ‘afkicken’. Als je enkel kunstmest gebruikt, is je bodem eigenlijk een ‘junkie’. De regel is: hoe minder nitraat-stikstofgift, hoe gezonder de planten. Jonas had een hoge opbrengst van zijn voedergranen, ondanks het feit dat hij maar weinig stikstof had aangebracht (140 eenheden i.p.v. 200 eenheden). Hij kreeg zelfs de vraag van het onderzoeksinstituut of die opbrengst wel kon met zo’n lage stikstofgift. De opbrengst bak- en pasta-tarwe bedroeg 5 à 6 ton, bij een gift van 140 eenheden stikstof. 

Het vee 

Na het veldbezoek keren we terug naar de stallen. Via een giergoot wordt de urine grotendeels afgevoerd, zodat mest en urine niet te veel samenkomen. De koeien krijgen een voedermengsel dat bestaat uit de helft gras(klaver) en de helft maïs. Krachtvoer komt zoveel mogelijk van eigen bodem: gerst, spelt en MKS. Enkel soja en lijnzaad worden nog aangekocht als eiwitbron. De visie is om de koeien te voeden met enkelvoudige zuivere grondstoffen, die maximaal op eigen bodem geteeld worden.  

Bandendruk 

Een lage bandenspanning is van groot belang voor je bodem. Zware machines zorgen immers voor verdichting van je bodem. Zeker voor bio boeren is dat belangrijk omdat je (meestal) vaker door je veld rijdt voor onkruidbestrijding.  

Nood aan ondersteuning vanuit het beleid en de regelgeving 

Het is enorm ontmoedigend als de regelgeving je belemmert om goede en interessante acties te ondernemen. Verschillende wetten of regels zijn gebaseerd op een systeem dat vertrekt vanuit foute redeneringen. Nieuwe inzichten en ervaringen geven aan dat het interessanter is om vanuit een andere logica te vertrekken. Bijzonder jammer, omdat dit landbouwers kan weerhouden om over te gaan tot een aanpak die op 3 vlakken een win oplevert:

  1. ecologisch (beter bodemleven),
  2. economisch (minder afhankelijk van externe - dure - inputs),
  3. sociaal (je weet dat je als landbouwer bijdraagt tot een duurzaam bedrijf en een duurzame toekomst en dat voelt goed).

Stefan roept op aan alle landbouwers om autonoom te denken en te vertrouwen op eigen inzichten en kennis.  

Verslag Ingrid en Astrid