Een levende bodem begint bij het opbouwen en in stand houden van een gezond en levend bodemvoedselweb van allerhande organismen. In een geploegde bodem is slechts het eerste niveau van dat web aanwezig, bestaande uit schimmels, bacteriën en nematoden. Als je overschakelt naar niet-kerende grondbewerking, bouwt het tweede en derde niveau zich op, tot een levend systeem dat de bodem en planten voedt. Het is belangrijk dat het hele team van bodemorganismen aanwezig is om een goed functionerende bodem voor structuur, mineralen en waterhuishouding te hebben.
De keuzes die je moet maken over bodembewerking en groenbemesters, moet je dus afstemmen op het goed managen van het bodemvoedselweb. Denk daarbij aan hoe en wanneer je het best je bodemleven voedt. Bijvoorbeeld wanneer je het beste mest of compost aanbrengt: in het najaar is het bodemleven het meest actief en in staat mest af te breken, zodat de mineralen in het voorjaar beschikbaar zijn. Het is beter om af en toe de bodem een beetje te voeden (bemesten), dan één keer heel veel.
Je planten en bodemleven communiceren met elkaar via sappen die de wortels afgeven. Met kunstmatige bemesting en o.a. nitrificatieremmers verstoren we die communicatie, waardoor het bodemleven en de planten moeilijker op elkaar afgestemd geraken.