Bedrijfsprofiel

  • Ligging: Aarle 92, Poppel.
  • Grondsoort: Zandgronden.
  • Sector: Bedrijf met melkveehouderij en akkerbouw.
  • Teelten: Voederbieten, maïs, gras, grasklaver, kruidenrijk grasland. 
  • Agro-ecologische principes: Efficiëntere bemesting, gebruik van kruidenrijk grasland, toepassing van bokashi, maatschappelijke betrokkenheid en een doordachte teeltrotatie.

Programma

De namiddag begon in het zaaltje van Koeknuffelen bij Marianne en Ben. Daarin legden Tuur en Ben uit wie ze zijn en wat ze doen. Hierna trokken we naar het kruidenrijk grasland om de bodem te inspecteren met de Boeren Bodem Toolbox. We onderzochten de mest van Ben zijn koeien en sloten de namiddag af door met elkaar uit te wisselen. 

De filosofie van Ben

Ben is de derde generatie op het melkveebedrijf met 150 koeien. Ze melken 1.500.000 liter die ze afzetten bij de coöperatie Friesland Campina. Zijn bedrijf is gelegen tegen de Nederlandse grens. Hij is dus letterlijk grensboer en komt met wetgeving van Vlaanderen én Nederland in aanraking. Ben bewerkt 37 hectare grasland, 20 hectare maïs en 5 hectare bieten. Zijn gronden zijn voornamelijk zandgronden. Enkele gronden zijn gelegen in een beekvallei. Hij heeft voor de teelt van zijn veevoeder (90 hectare nodig) en voor de mestafzet (125 hectare nodig) te weinig grond ter beschikking.  

Ben’s vader werkt nog mee op het bedrijf voor het maaien en het machinewerk. De koeien neemt Ben voor zijn rekening en Marianne werkt de toeristische tak uit en ontfermt zich over de kalveren. 

Toen Ben op het ouderlijk hof begon met boeren, wilde hij meer koeien melken om de bedrijfsresultaten te verbeteren. Al snel stootte hij op enkele knelpunten zoals de onbalans tussen grond en productie. Zijn vaststelling was: “De grond is leeg, het ecosysteem is leeg, dus we moeten het weer voeden (met o.a. humus, mineralen, afstappen van de monocultuur) met de principes van het drieslagstelsel, zoals het vroeger werd toegepast in dit heidegebied."

Daarnaast zag hij dat de veehouders sterk afhankelijk zijn van hoog antibioticagebruik. Zij gingen uit van een vervangingspercentage van liefst 33% en dat wilde hij beter doen. Als hij nu terugkijkt is melkvee technisch gezien, in de vier jaar dat hij met de transitie bezig is, de verbetering in de klauwgezondheid het grootste resultaat.   

Door op een andere manier te boeren, realiseerde hij een beter bodemecosysteem, wat resulteerde in betere gewassen en gezondere dieren.  

Volgens Ben hebben we daarvoor drie zaken nodig: 

  1. Kennis.
  2. Samenwerking met boeren, natuurverenigingen en verwerkende industrie. 
  3. Eerlijk prijssysteem, kwaliteit i.p.v. kwantiteit. Een knelpunt is wel dat alles in bulk wordt gekocht. Of je nu hoogkwalitatieve melk produceert of niet: dat maakt niets uit, alles wordt toch met alles vermengd. 

Maatschappij 

Ben is ervan overtuigd dat boeren weer dichter bij de maatschappij moeten komen.

Ben: “Als melkveehouder moeten we meer in de maatschappij staan, nu staan we veel te veel op onszelf als individu.”

Om hier werk van te maken organiseert Marianne elke zaterdag 'koeknuffelen'. Hun bedrijf staat ook open voor verschillende kampen, feesten en bedrijfsbezoeken. Bovendien stellen ze hun bedrijf ter beschikking voor het lokale buurtfeest. 

Bokashi 

Samenwerking is voor Ben essentieel. Zo werkt het bedrijf bijvoorbeeld samen met het Brabant Landschap (NL) om bokashi te produceren. Het organisch materiaal van het Brabant Landschap wordt ingekuild en muurvast gereden. Daar worden nog bacteriën toegevoegd. Na 8 weken inkuilen en fermenteren kan het materiaal terug worden aangebracht op de bodem (koolstof, effectieve micro-organismen, bacteriën, actinomyceten en gisten aanbrengen). Bij deze techniek gaat minder koolstof verloren dan bij composteren, waarbij CO2 vrijkomt. 

  • Koolstof – meestal in de vorm van organisch materiaal (bijvoorbeeld stro, houtsnippers, plantenresten). Dit dient als energiebron voor micro-organismen. 
  • Effectieve micro-organismen (EM) – een mengsel van nuttige bacteriën, gisten en schimmels dat vaak commercieel verkrijgbaar is en wordt ingezet om bodemleven en afbraakprocessen te stimuleren. 
  • Bacteriën – micro-organismen die organisch materiaal afbreken en voedingsstoffen vrijmaken. 
  • Actinomyceten – een groep bacterieachtige micro-organismen die vooral taai, houtig materiaal (zoals lignine en cellulose) kunnen afbreken. Ze zijn belangrijk in compostering. 
  • Gisten – micro-organismen die o.a. suikers omzetten en bijdragen aan fermentatie en stabilisering van organisch materiaal. 

Onkruiden 

Het probleemonkruid knolcyperus wordt aangehaald. Onderzoek ontdekte dat een verblijf van minstens 6 weken in een maïsmicrokuil zeer effectief is in het afdoden van knolcyperusknollen en -zaden. 

Kruidenrijk grasland 

Het bedrijf is van het klassieke Engels en Italiaans raaigrasland omgeschakeld naar kruidengrasland. Ben gebruikt in het kruidenrijk grasland een klein beetje kunstmest in het begin om het zaaigoed op gang te krijgen. Daarna wordt er niet meer bij bemest, omdat anders alle kruiden verdwijnen. Omgaan met kruidenrijk grasland is even een leerschool. In het kruidenmengsel zitten verschillende soorten klaver (witte klaver, rode klaver), chicorei, pimpernel, karwij, smalle weegbree, duizendblad ... Vooral weegbree en chicorei kan je goed zien in het mengsel. De andere kruiden zie je minder, maar worden toegevoegd voor de mineralen die ze toebrengen.

Het is belangrijk om de bladrijke types kruiden (zoals chicorei en smalle weegbree) te kiezen om productie te halen. Ze kiezen om te werken met veredelde soorten en geen wildtypes om productie te halen. Op het bedrijf werd de dag voor het bezoek nog 4 ton droge stof kruidenrijk grasland ingekuild, terwijl ander grasland staat te verdrogen aan 1,5 of 2 ton. Globaal wordt er 10 à 12 ton droge stof gehaald per hectare. En 2 tot 3 ton meer opbrengst per jaar.   

Ben is intussen helemaal overtuigd van het nut van kruiden en vertelt ons een anekdote.

Ben: “Tijdens de blauwtonguitbraak had ik enkele koeien die in natuurgebied stonden. Ze hadden blauwtong maar bleken nog behoorlijk fit. Ze hadden namelijk wilgentakken opgegeten die salicine bevatten. Die salicine (zit ook in aspirine die gebruikt wordt als pijnstiller voor de mens) wordt in het lichaam omgezet in salicylzuur en werkt koortswerend. Als boer denken we dat we het beter weten, maar koeien weten zelf ook wel wat ze nodig hebben. Mijn vader haalde de rugsproeier boven bij het minste onkruid, maar ik zie dat mijn koeien dat gewoon opeten. Zo eten ze bijvoorbeeld de bladeren van ridderzuring die veel looizuur bevatten. Dat is dan weer een compensatie voor de schuimvorming in de pens, die voorkomt bij koeien die veel klaver eten. Ik merk ook dat mijn koeien liever een baal kruidenrijk grasland eten dan gewoon droog hooi.”

Tuur vult aan dat het misschien interessant kan zijn om in voederbomen te investeren. Voederbomen zijn bomen of struiken waarvan bladeren, jonge twijgen, vruchten of peulen gevoerd worden aan vee (zoals koeien, geiten, schapen, kamelen). 

  • Functie: 

    • Ze leveren aanvullend voer (rijk aan eiwit, mineralen en vitamines), vooral in droge tijden wanneer gras schaars is. 
    • Ze zorgen voor schaduw en beschutting voor dieren. 
    • Sommige soorten verbeteren de bodemkwaliteit (bijv. stikstofbindende bomen). 
  • Voorbeelden van voederbomen: 
    • Wilg (Salix spp.) – vaak gebruikt voor schapen en geiten. 
    • Els (Alnus spp.) en Acacia-soorten – stikstofbindend, goed voor veevoer. 
    • Leucaena leucocephala – veel gebruikt in tropische gebieden, rijk aan eiwitten. 
    • Moringa oleifera – bladeren worden zowel door mensen als dieren gegeten. 

Andere voedergewassen  

Ben was ontevreden met het groot aantal hectare maïs op zijn bouwland. Intussen heeft hij nog maar een klein aandeel maïs in zijn rantsoen. Maïs schimmelt gemakkelijker en verteert niet goed. Maïs heeft bovendien veel eiwitcorrectie nodig. En voor de teelt heb je de loonwerker nodig. Het gebruik van de kruidenrijke grassen vergt minder eiwitcorrectie en dus minder soja. Het zorgt voor betere mestkwaliteit en gezondere dieren. Hij werkt liever met veldbonen dan met soja, omdat soja omega 6 vetzuren bevat die ontstekingsbevorderend werken. 

Mest 

Het gebruik van soja heeft impact op de mest. Ook drijfmest is te zout en op de ammoniakfractie worden ze afgestraft. Agrosymbio organiseerde de Topmestwedstrijd Vlaanderen en Nederland. Uit een 170-tal bemonsteringen op bedrijven (vnl. Nederlandse bedrijven) zagen ze een gigantisch verschil in de mestkwaliteit van koeien die rantsoenen krijgen met maïs en soja ten opzichte van koeien met een gras- en kruidenrijk rantsoen. Er was een respectievelijk verschil van 90 versus 30 ppm ammoniak bij bedrijven met andere rantsoenen en een gelijke productie van aantal liters melk. Maximaal 49 ppm ammoniak is de norm voor de ammoniakuitstoot. Het stikstofprobleem kan dus deels opgelost worden met andere rantsoenen en betere mest. Ook onderzoeken van Wageningen, LBI en professor Erisman (Universiteit Leiden) geven gelijkaardige resultaten. 

Ben geeft aan dat hij nog steeds een beetje maïs in zijn rantsoen gebruikt, waardoor hij nog niet op de optimale mestkwaliteit zit.  

Goede mestkwaliteit heeft een positieve impact op het bodemleven en vervolgens op de groei van de gewassen. Een evenwichtig bodemleven is beter in staat om de plant te voeden en de stikstof 'vast te houden'.  De uitwerpselen en de restanten als gevolg van het afsterven van de bodembiologie zorgen voor een bijdrage van 140 eenheden stikstof per teeltseizoen. Als er een normale bemesting gebeurt volgens de normen van 170 eenheden stikstof uit goede dierlijke mest, dan kan dit tot 200% benut worden door de bodembiologie en kan het dus een win-win situatie worden. 

Bij een goede balans in de bodem heb je veel minder of geen onkruid. Onkruiden zijn gelinkt aan de bemestingstoestand. De biodiversiteit wordt beter, het bodemleven wordt beter.

Ben: “Als boer moet je je bewust zijn van het feit dat je onderdeel bent van de natuur. Het heeft geen zin om baas te willen spelen over de natuur.”  

Kunstmest 

Als er toch nog kunstmest gebruikt moet worden op het bedrijf, wordt er gekozen voor koolstofgebonden ureum. De mest is duurder, maar door proefvelden aan te leggen met drie verschillende soorten werd duidelijk dat gebonden mest voor betere opbrengsten zorgt. Dat geldt bij zowel droog als nat weer.  

  • Koolstofgebonden ureum betekent dat het ureum niet in zijn pure, oplosbare vorm wordt toegediend, maar verbonden zit aan extra koolstof (bijvoorbeeld een organische verbinding of een langere koolstofketen). 
  • Gevolg: 
    • Normaal gesproken lost ureum snel op → stikstof komt meteen vrij → risico op uitspoeling of vervluchtiging (verlies). 
    • Als het gebonden is aan koolstof, moet de bodembiologie (bacteriën, schimmels) het eerst afbreken, voordat de stikstof vrijkomt. 
    • Dat zorgt voor een tragere, meer natuurlijke vrijstelling van stikstof en stimuleert tegelijk het bodemleven. 

Stalmest 

Het is belangrijk om koolstof in je bodem toe te voegen. Dit kan door het gebruik van stalmest. 

PH-Waarde 

De zuurtegraad is de eenvoudigste manier om de kwaliteit van de mest te meten. Onder PH-waarde 7,1 zit je goed. De EC (=geleidbaarheid) moet onder de 16 zitten.