Dag Willem. Hoe ben je bij Groene Kring terechtgekomen?

Willem: “Dat gebeurde tijdens mijn hogere landbouwstudies aan Vives Roeselare. Via de toenmalige consulent van West-Vlaanderen kwam ik terecht in het studentengewest Vives. Kort daarna zat ik in het bestuur en werd ik afgevaardigd naar de provinciale kern (PK). Na mijn studies ben ik doorgestroomd naar mijn thuisgewest in Roeselare en uiteindelijk ben ik via de PK terechtgekomen in de werkgroep tuinbouw. De werkgroep, het gewest en de PK zijn de drie voornaamste Groene Kringstructuren waarin ik actief ben.”

Dat brengt ons bij de werkgroep. Hoe is je eerste periode als voorzitter verlopen?

Willem: “De werkgroep bestaat uit een heel goede en actieve groep leden. Daarom was ik zo blij dat zij vertrouwen hadden in mijn kandidatuur als voorzitter. Sinds midden vorig jaar ben ik voorzitter en eigenlijk heb ik bijna heel die periode doorgemaakt met coronamaatregelen. Dat heeft het er natuurlijk niet makkelijker op gemaakt. Ik zou graag als werkgroep weer zonder zorgen kunnen afspreken en een vergadering kunnen afsluiten door samen iets te drinken. Het vertrouwen dat de leden mij gegeven hebben, wil ik hen graag teruggeven.”

Wat zou je graag bereiken als voorzitter?

Willem: “Ik wil graag de netwerkgroep tuinbouw verder lanceren, zodat Groene Kring voor hen meer kan betekenen. In een ideale wereld zou ook geen enkele sector nog problemen hebben, maar laat ons al starten met elke sector voldoende te ondersteunen waar nodig.  

Wat ons imago betreft, mogen we gerust wat trotser zijn op onze glastuinbouw. Op dit moment zeggen de Nederlanders dat zij de trots van de glastuinbouwsector zijn, maar dat mogen we in Vlaanderen zeker ook zeggen. Voor fruit, maar dat geldt eigenlijk voor alles wat onze sector produceert, zie ik graag (nog) meer binnenlandse producten en variëteiten in onze winkelrekken liggen in plaats van voedsel dat uit het buitenland komt. Tot slot wil ik dat we nog meer kunnen fungeren als gesprekspartner met, bijvoorbeeld, veilingen of aankopers.”

[Lees verder onder de foto.]

Willem Derynck werkgroep tuinbouw

In de werkgroep zitten verschillende sectoren: groenten, fruit en sierteelt. Is dat makkelijk te combineren?

Willem: “Elke sector heeft natuurlijk eigen kenmerken en de belangenverdediging verschilt afhankelijk van de actualiteit. Naar mijn gevoel wordt het evenwicht goed bewaard. Daarom vind ik het ook belangrijk dat elke sector voldoende vertegenwoordigd wordt wanneer we vergaderen. Als voorzitter moet ik zeker een goed beeld hebben van wat er overal speelt.

Onze sectoren hebben natuurlijk ook raakvlakken. Elke landbouwer of tuinder heeft grond nodig en het is overal en voor iedereen moeilijk om aan grond te geraken. Daarnaast worden onze producten op gelijkaardige manieren verkocht. We werken samen met veilingen en kennen allemaal het systeem van de klokverkoop. Gewasbescherming kent dan weer meer gelijkenissen tussen de groentetelers en de fruittelers. Siertelers verschillen hier toch wat, omdat zij geen voeding telen. Tot slot is er water – nog een overlappend thema voor alle tuinbouwsectoren. Alles en iedereen heeft op bepaalde momenten water nodig.”

Wat zijn op dit moment de belangrijkste zaken voor de sectoren?

Willem: “Op dit moment – en waarschijnlijk nog voor eventjes – is de prijs van energie en andere grondstoffen, zoals kunstmest, een grote zorg. Daarnaast merken we dat er alsmaar meer fytoproducten van de markt verdwijnen zonder dat er een alternatief voorhanden is. Het vinden van kwalitatief personeel blijft eveneens een bron van onzekerheid. Zeker als daarbij de prijsvorming onder druk staat. De marges voor onze producten moeten en kunnen beter.”

[Lees verder onder de foto.]

Willem Derynck werkgroep tuinbouw (2)

Zie je nog andere uitdagingen?

Willem: “De uitdagingen die op ons afkomen, sluiten nauw aan bij de problemen die we momenteel al ondervinden, maar misschien ervaren we ze dan nog sterker. Water zal een belangrijke rol blijven spelen, al hadden we vorig jaar geluk met de regenval in de zomer. Ik denk ook graag na over het verbeteren van onze volledige ketenwerking. Alle schakels van de keten zouden op termijn voordeel ondervinden van een betere samenwerking, met meer aandacht voor de producent die aan de basis van de keten staat.”

Zijn er ook positieve evoluties in deze sector?

Willem: “Natuurlijk! Ik vind de voortdurende evolutie van de technologie een groot voordeel. Onze arbeid wordt steeds minder zwaar en door artificial intelligence kunnen we onze bedrijven gevoelig versterken in de richting van precisielandbouw bijvoorbeeld. Dat zou ons ook moeten helpen om meer marktcontrole te krijgen en gerichter te kunnen produceren. Dan kunnen we periodes van over- of onderproductie voorkomen. Over productie gesproken: nieuwe producten die we in België kunnen kweken, kunnen nieuwe nichemarkten openen, wat onze sector alleen maar ten goede kan komen. Tot slot wil ik nog even aanhalen dat de instroom van jonge landbouwers ook positief evolueert. Dan bedoel ik vooral hoe ze naar de sector kijken en welke kwaliteiten ze met zich meebrengen. Jonge starters zijn nu veel beter voorbereid en kijken nuchterder naar onze sector dan vroeger.”

Wil je nog iets kwijt aan onze lezers?

Willem: “Het blijft in elke sector een uitdagende periode, waardoor de keuze voor de boerenstiel in het algemeen niet gemakkelijk is. Het is belangrijk dat de sector breed toegankelijk blijft, zodat iedereen die interesse heeft kan toetreden. Het mag niet alleen voor de ‘happy’ few zijn.”