Waar komen die parken vandaan?

In het Vlaamse Regeerakkoord 2019-2024 werd de ambitie opgenomen om verschillende Nationale en Landschapsparken op te richten. Daarmee wil de regering de natuur en/of het landschap in de kijker zetten. Een Nationaal of Landschapspark heeft elk zijn eigen doelstellingen, maar bij een Landschapspark wordt er in eerste instantie meer ruimte gelaten voor landbouwactiviteiten. Beide parkentypes streven op termijn naar een oppervlakte van 10.000 hectare en van elke soort worden er drie geselecteerd, naast het bestaande Nationaal Park Hoge Kempen.

Wat denkt Groene Kring hierover?

Groene Kring heeft geen probleem met de verdere uitbouw of het promoten van Vlaamse natuur, maar dat kan natuurlijk niet eenzijdig gebeuren, zonder rekening te houden met andere gebruikers van open ruimte, zoals de landbouw. Daarom hanteert Groene Kring volgende standpunten:

  • De parken mogen de vergunningverlening voor landbouwbedrijven niet beperken.
  • De overheid kan niet zomaar landbouwgronden blijven aankopen.
  • Landbouwactiviteiten binnen de parken moeten maximaal beschermd worden.
  • Er moet een flankerend beleid voorzien worden als er beperkingen voor landbouwers zouden plaatsvinden.

Wat heeft de regering nu beslist?

Algemeen

In het voorjaar van 2023 wordt de definitieve selectie voor de Nationale en Landschapsparken gemaakt. Hoewel de inhoud niet volledig overeenstemt met onze standpunten, is Groene Kring tevreden dat de Vlaamse regering hier uiteindelijk werk van gemaakt heeft.

Daarnaast vinden we het ook goed dat landbouworganisaties deel kunnen uitmaken van de parkbureaus. Daardoor kan één van de belangrijkste gebruikers van de open ruimte mee aan tafel zitten bij de verdere uitwerking.

Oppervlaktedoelstelling

De doelstelling dat een park op termijn moet evolueren naar een oppervlakte van 10.000 hectare blijft behouden. Dat kan een vergaande impact hebben op landbouwers. Voor Groene Kring is het onbegrijpelijk dat de Vlaamse regering geen rekening lijkt te houden met de enorme druk op de toegang tot grond waarmee jonge landbouwers te maken krijgen.

Ons standpunt blijft hier dan ook duidelijk: agrarisch gebied en landbouwgebruik moeten maximaal gevrijwaard blijven. De uitzonderingsmogelijkheid om af te wijken van de 10.000 hectare-vereiste voor Nationale Parken kan hiervoor gebruikt worden.

Autonomie gemeentes

Betrokken gemeentes krijgen meer zeggenschap over de invulling van de parken en krijgen de mogelijkheid om uit een gebiedscoalitie te stappen. Zodra dat gebeurt, kan een park zich niet langer uitstrekken over het grondgebied van de betrokken gemeente. Groene Kring is dus tevreden met die autonomie die aan de gemeentes gegeven wordt, want gemeentes kunnen de gevolgen op hun lokale landbouwbedrijven het best inschatten en krijgen dus ook de mogelijkheid om de impact op landbouwers te milderen of te vermijden.

Landbouwgebruik

De visie van de regering op landbouwgebruik binnen de parken blijft onduidelijk. Het statuut van een land- of tuinbouwer binnen een Nationaal Park blijft hoogst onzeker, terwijl er binnen Landschapsparken gesproken wordt over transitie op vlak van bemesting, watergebruik, bodembeheer … Voor Groene Kring is het belangrijk dat landbouwers ook ondernemers kunnen blijven. In plaats van een gewenst transitiemodel op te leggen, is er net nood aan een gemeenschappelijke visie op landbouw van alle actoren.