“We hebben een mooie toekomst, als we ons aan de kwaliteitseisen houden en trouw blijven aan onszelf”

Dag Filip. Wat is een brancheorganisatie precies en wat doet ze?

Filip: “Een brancheorganisatie (BO) is in mijn ogen een organisatie die alle stappen in de keten vertegenwoordigt, waar men inzicht krijgt in elkaars problemen en strategie. Het is een veilige plaats, waar je kan overleggen over thema’s die anders niet bespreekbaar zijn. Een mooi voorbeeld hiervan is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). PAS wordt voornamelijk behandeld door de landbouworganisaties, maar de uitkomst van de PAS heeft ook een impact op de rest van de keten. Dat soort informatie wordt uitgewisseld in een BO. Er wordt ook gesproken over contractuele wijsheid, hoe ga je commercieel samenwerken? Je bespreekt niet welke prijs je aan elkaar zal geven, maar wel welke strategieën en welke engagementen je met elkaar aangaat. In een BO bereik je akkoorden over de rechten en plichten ten opzichte van elkaar. Het werkt in twee richtingen, toch hebben landbouwers en landbouworganisaties de neiging om te zeggen dat een BO dient om hen dingen te geven. Als we de markt transparanter willen maken, moeten we ook voor de afnemers en leveranciers zorgen. Alle federaties hebben hun eigen positie. In een BO probeer je die samen te brengen zodat de hele sector erop vooruitgaat. In de BO voor de varkenssector gebruik ik de slagzin dat we moeten gaan voor een zelfsturende sector. De sector moet niet gestuurd worden door de afnemers of de voederleveranciers, door de slachthuizen of door Boerenbond. Neen, je gaat als sector samen sturen en voor die hele sector een strategie uitwerken. Je beslist er samen of die strategie markgericht, productiegericht of een combinatie van beide is. Je beslist samen over de identiteit die je op de markt wilt hebben.”

Kan je zomaar een brancheorganisatie oprichten?

Filip: “Je mag zo veel BO’s oprichten als je maar wilt, maar ze moeten wel erkend worden door de overheid. Een van de randvoorwaarden is dat er een minimum aantal takken uit de keten vertegenwoordigd zijn. Ten tweede moet je als BO, statutair gezien, een aantal door Europa bepaalde doelen opnemen waar je ook naar moet handelen. In de nieuwe BO Varkens zijn die doelstellingen zelfs één op één overgenomen. Een BO is een Europees begrip, dus heeft Europa  de regels errond vastgelegd.”

Op welke manier proberen jullie de huidige crisis binnen de varkenssector te verhelpen?

Filip: “De huidige crisis zal niet opgelost worden door het oprichten van een BO. Een BO kan er wel voor zorgen dat – wanneer we vroeg of laat uit deze crisis komen – de volgende crisis minder hard zal toeslaan. We zullen dan weerbaarder en minder kwetsbaar zijn. En we zullen de gevolgen ervan dan niet zo hulpeloos moeten ondergaan als vandaag. België krijgt nu in Europa de zwaarste klappen. Nederland en Denemarken zijn een stap verder in hun organisatie en daarom hadden wij zo dringend een BO nodig. We moeten ervoor zorgen dat wij volgende keer ook veel verder staan, met een duidelijke strategie én een sterke markttoegang. Chinezen moeten ervan overtuigd zijn dat het Belgische varkensvlees het beste is wat er bestaat. Wanneer de Chinezen de markt sluiten, moeten ze dit voor iedereen doen, maar niet voor België, omdat wij het beste vlees hebben en zij er niet zonder kunnen. Dit moeten we hard en concreet maken en daar is die strategie zo belangrijk voor. Op dit moment ontbreekt dat een beetje.”

Hoe kunnen land- en tuinbouwers hun positie in de keten versterken?

Filip: “Dat is een oud zeer, dat we niet direct kunnen oplossen. We moeten realistisch zijn en weten dat dit een stuk van de stiel is. Moet je dat lijdzaam ondergaan? Neen. Wat kan je daaraan doen? Zorgen dat je voldoende kennis hebt van de markt en van je partner. Hoe doe je dat? Door je te verenigen, want op die manier heb je de middelen om kennis op te bouwen. Door marktkennis geraak je vooruit, maar marktinzicht kost geld en door je te verenigen kan je de middelen verzamelen. Een goed voorbeeld zijn alle vormen van coöperaties. Niets zo heilzaam als een goede coöperatie. Zij zorgen voor goede prijzen, verschaffen inzicht in de markt, koppelen vraag en aanbod aan elkaar en maken het mogelijk om marktgericht te produceren. Als je je daarop toelegt, dan heb je als individuele landbouwer een veel betere kans. Ten tweede is het belangrijk om een goede strategie te hebben om jouw niche op de markt te veroveren met een onderscheidend product. De Belgische veilingen zijn daar zeer goed in geslaagd met het kwaliteitslabel Flandria. Uiteindelijk moeten we de concurrentie ook niet aangaan als we de strijd niet kunnen winnen en zoeken naar waar we wel kunnen winnen.”

Hoe zie jij de toekomst voor onze land- en tuinbouwers?

Filip: “We mogen nooit vergeten dat wij kwalitatief gezien in elke sector het beste product leveren. Ik heb een groot stuk van de wereld afgereisd en ik ben in veel productiegebieden gaan kijken, maar het is nooit beter dan hier. Dat geldt voor alle producten, uit al onze sectoren. Eigenlijk moet je uitgaan van het geloof in eigen kunnen. We moeten het debat in onze sector ook correct voeren. We staan erg onder druk, maar het debat moet gebeuren met neutrale en juiste argumenten. Als je ziet dat de landbouw verantwoordelijk is voor 9,6% van alle broeikasgassen, dan moeten we ons ook durven afvragen waar die anderen 90,4% vandaan komt. En als je dan zegt: 'Wij moeten hier nog nauwelijks landbouw hebben', dan zeg je eigenlijk 'Ik ga mijn kinderen voeden met producten die geïmporteerd worden uit verre landen.' Met alle respect voor die landen, maar zijn we dan zeker dat die producten even goed en even voedselveilig zijn? Wij voldoen aan alles om zo kwalitatief mogelijk te produceren, wij hebben een positie die niet te kloppen is. Met andere woorden: wij hebben een mooie toekomst, als we ons aan de kwaliteitseisen houden en we trouw blijven aan onszelf. In plaats van ons in een hoek te laten drijven, moet we trots zijn op wat we doen en dat ook vertellen. Als we dat consequent volhouden, is er hier plaats voor landbouw in de toekomst.”