Al sinds de jaren 1920 was de jongerenwerking bij Boerenbond – met een sterk religieuze en opvoedkundige inslag – ondergebracht in de Boerenjeugdbond (BJB). De snelle daling van het aantal boeren leidde in 1965 tot de omvorming van BJB naar Katholieke Landelijke Jeugd (KLJ) met een breder georiënteerde plattelandswerking. 

Initiatieven

Voor de jonge boeren werd vanaf het voorjaar van 1966 onder de noemer van Groene Kring een vernieuwd aanbod van vorming, evenementen en studiemomenten uitgewerkt. Er was geen apart gewestelijk, provinciaal of nationaal Groene Kringbestuur. Per provincie (of per bisdom, zoals het toen nog georganiseerd was) waren er vrijgestelde werkkrachten (vandaag worden dat consulenten genoemd) die mee instonden voor de begeleiding en organisatie van de KLJ-werking in het algemeen. 

Een landbouwgerelateerde werking bestond dan ook naargelang het engagement van een provinciale werkkracht of hing af van het initiatief van een gewestelijke groep jongeren. Die werking van onderuit werd mee geschraagd door nationale initiatieven. Zeker de ploegwedstrijden groeiden al snel uit tot een uithangbord van de Groene Kringwerking in KLJ. Mettertijd was er ook een uitgebreid aanbod van vormingscursussen. 

Syndicale nood

Er bleek vooral vraag naar een syndicale werking voor de jonge boeren en tuinders. Zij zaten immers met specifieke noden waarmee ze binnen de bestaande structuren van KLJ of Boerenbond moeilijk terecht konden. Vanaf het najaar 1969 werd bij KLJ actief nagedacht over een hernieuwde invulling van de Groene Kringwerking. Dat resulteerde einde 1970 in het besluit om Groene Kring nog steeds onder te brengen bij KLJ. Maar het uitgangspunt was nu wel dat die actiegerichte, syndicale werking moest worden gerealiseerd door de jonge boeren zelf en niet vanuit de bestaande KLJ-structuur. 

Boerenbond

Die autonome, maar toch structurele inbedding in KLJ kan niet los worden gezien van de herstructurering die de Belgische Boerenbond precies in deze jaren doorvoerde. Vanaf 1971 was er aan de ene kant de zogenoemde Landelijke Beweging, de sociale organisatie met de Landelijke Gilden, een specifiek voor vrouwen bedoelde afdeling (KVLV) en een gelijkaardige voor jongeren (KLJ). 

Anderzijds werd een aparte structuur uitgewerkt voor de beroepsorganisatie. Dat resulteerde in de oprichting van bedrijfsgilden voor boeren en tuinders, Agrakringen voor beroepsactieve vrouwen en dus ook Groene Kring voor de jonge land- en tuinbouwers. Het is vanuit die achtergrond dat men Groene Kring zijn eigen identiteit binnen de grote Boerenbondfamilie wilde geven. 

Lees het volledige verhaal

Vorig jaar vierde Groene Kring zijn vijftigste verjaardag. Om het jubileumjaar af te sluiten, maakte Groene Kring een boek. Daarvoor werd Bert Woestenborghs van het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) ingeschakeld. Gedurende enkele maanden dook hij in het archief van Groene Kring en ging hij in gesprek met enkele oud-Groene Kringers. Het resultaat is een prachtig boek van 102 pagina’s dat de geschiedenis en leukste anekdotes van de organisatie in de kijker zet.

Ontdek het CAG

CAG is het kenniscentrum voor het agrarisch erfgoed in Vlaanderen en Brussel. Het is erkend door de Vlaamse overheid.

CAG bestudeert de geschiedenis en het erfgoed van landbouw, voeding en landelijk leven vanaf het midden van de 18de eeuw tot en met vandaag.