"Als jonge landbouwer zitten we vandaag regelmatig met de handen in het haar, omdat consumenten de moderne landbouw niet altijd begrijpen. Of, omdat de overheid steeds strengere eisen stelt … Dat is niet bepaald leuk, maar wel de moeite waard om over na te denken. Het zorgt namelijk voor uitdagingen die ons uit ons kot lokken. "

Philippe Avermaete, voorzitter werkgroep Akkerbouw 

Het wegvallen van gewasbeschermingsmiddelen vormt een probleem voor de meeste landbouwers, waaronder ikzelf. Chemische onkruidbestrijding die moeilijker wordt, was in mijn geval zelfs de aanleiding om na 30 jaar te stoppen met het telen van uien. Een moeilijke beslissing? Ja. Onoverkomelijk? Nee. We hebben naar alternatieven gezocht en deze gevonden. De teelt van cichorei werd toegevoegd aan onze teeltrotatie en dat werkt goed. Het is een klimaatrobuustere plant die minder gewasbescherming en stikstof vraagt dan uien. Daar kunnen we iets mee! 

Als de politiek (lees: Europa) wil dat we milieubewuster aan landbouw doen, voel ik dat niet aan als rechtstreekse aanval. Het is een uitdaging die we het hoofd moeten bieden. De mensen die de regels uitwerken zijn geen volslagen stommeriken, al doet de wetgeving vaak wenkbrauwen fronsen. Om hier toch mee aan de slag te kunnen gaan, passen we op ons bedrijf onze manier van werken continu aan. Niet meer ploegen, minder gewasbeschermingsmiddelen, minder stikstof toepassen … Maar, wanneer ik de kans krijg, probeer ik ook in gesprek te gaan met beleidsmakers. Heel vaak merk je dat bepaalde regels die haaks staan op wat praktisch haalbaar is, er gekomen zijn uit onwetendheid en niet uit een haat voor landbouw. Integendeel, zelfs.  

Waar het beleid, en in het bijzonder Europa, naar mijn gevoel wel nog veel werk voor de boeg heeft, is een gelijk speelveld. Landbouwers in onze regio willen zich schikken naar de strengste eisen op vlak van duurzaamheid, maar dat kan alleen als we daarvoor correct betaald worden. Niet per sé in de vorm van subsidies, maar wel door een eerlijke prijs op de markt. Zo lang onze producten moeten concurreren met producten van de andere kant van de wereld, geraken we niet vooruit. Ons inkomen wordt nu bepaald door de plaats waar het product het goedkoopst geproduceerd kan worden, maar waar de lat veel lager ligt dan hier. 

Landbouwers zijn vaak prijsnemers en dat is zwaar. Het is wat ons onderscheidt van andere sectoren. We draaien mee in een wereldeconomie waarin we maar een piepkleine schakel zijn. En toch is het aan jonge boeren om het beleid en de consument te tonen dat we van onschatbare waarde zijn. We zijn een onmisbaar deel van de economie, omdat we voor gezonde, lokale voeding zorgen. Ons continu blijven aanpassen is daarom onvermijdelijk. Mits een correcte prijs en een open dialoog met de overheid en de consument lijkt me dat een kans die we moeten grijpen.