“Er wordt alsmaar meer vakmanschap gevraagd”

Dag Jeroen. Hoe ben je begonnen als loonsproeier?

Jeroen: “Mijn vader ging de sproeistoffen die hij gebruikte altijd halen bij een loonsproeier in de buurt. Toen die man 65 werd, had hij geen opvolger. Omdat hij wist dat ik bijna zou afstuderen, vroeg hij of ik zijn bedrijf wou voortzetten. Ik had wel al eens piketten gezet zodat mijn vader kon sproeien, maar verder had ik geen enkele ervaring met gewasbescherming. Met mijn studies had ik ook alleen een fytolicentie type p2, terwijl ik voor deze job eigenlijk een p3 nodig had. Dan heb ik bij het PCLT een wintercursus gevolgd om die licentie te kunnen halen. Daarnaast heb ik met de overlater afgesproken dat we het bedrijf een jaar samen zouden uitbaten, zodat ik ervaring kon opdoen. Geleidelijk aan nam ik meer taken op me, zodat de klanten mij ook beter leerden kennen. Toen ik het bedrijf definitief heb overgenomen, is dan ook geen enkele klant weggegaan.”

Heb je veel moeten investeren?

Jeroen: “De sproeier die ik in het begin overnam, was al 25 jaar oud. Twee jaar later heb ik die vervangen door een nieuwe machine. Dat was een grote aanpassing, want plots was alles met touchscreens. Ik blijf ook inzetten op vooruitgang. Zo heb ik vorig jaar nog een tweede zelfrijdende sproeier gekocht. Daarnaast hebben we nog altijd een gedragen spuit. Die gebruiken we bijvoorbeeld in de voederbieten, omdat dat vaak kleinere percelen zijn.”

Moet je vooral in seizoenen werken?

Jeroen: “Het sproeiseizoen loopt vanaf eind februari – met de eerste vloeibare stikstof – tot de najaarsbehandelingen in de granen. Het sproeiseizoen duurt dus best lang, maar de drukste periode is wel van maart tot juni, wanneer alle gewassen in de groei zijn. In die maanden sproei ik enorm veel maïs. Mijn vader en broer helpen ook tijdens die drukke periodes. Het werk gebeurt ook vaak in enkele piekuren, want ik ben enorm afhankelijk van het weer. Dat houdt ook in dat ik vaak ’s morgens vroeg of ’s avonds laat op het veld zit.”

Heb je nog toekomstplannen met je bedrijf?

Jeroen: “Er is nog geen fytobak op het bedrijf. Onze spuittoestellen hebben 500 liter schoon water mee, maar volgens mij is de kans groot dat dergelijke systemen verplicht worden. De vloeibare meststoffen slaan we momenteel vooral op in vaten van duizend liter. Een grote tank daarvoor zou ook wel een vooruitgang zijn.”

[Lees verder onder de foto.]

Loonsproeier Jeroen De Bock Stiel maart

Zie je veel veranderingen in de toegelaten producten?

Jeroen: “Zeker. Er vallen continu producten weg en als er bijkomen, zijn het vaak oude actieve stoffen die in een nieuwe mengeling op de markt terechtkomen. Het wordt bijgevolg steeds moeilijker om goeie resultaten te halen. Momenteel moeten we zeer gericht sproeien. Één product tegen alles is geen optie meer.”

Vind je dat positief of negatief?

Jeroen: “Sommige teelten kunnen we nog moeilijk goed beschermen. Bovendien is er alsmaar meer vakmanschap nodig om de juiste resultaten te behalen. Dat sommige boeren daardoor sneller zullen bellen naar een loonsproeier zoals ik, is dan weer goed voor mij.”

Treedt de overheid streng op?

Jeroen: “De controle op vulplaatsen vind ik positief, net als de keuring van de spuittoestellen. Puntvervuiling is bij sommigen nog een probleem, maar dat eigenlijk niet meer zou mogen. Aan de andere kant worden de meetwaarden enorm streng, soms tot op het absurde af.”

Heb je nog tips voor mensen die zelf sproeien – behalve dat ze een professional kunnen inschakelen?

Jeroen: “Denk steeds goed na wanneer je de tank vult en zorg ervoor dat je zeker niet meer water en product meehebt dan nodig. Anders heb je verspilling en dat kost tenslotte ook geld. Reinig je machine ook altijd voor je ze wegzet. Alleen zo ben je er zeker van dat je de volgende keer niet per ongeluk nog een klein overschotje op een ander gewas sproeit. Daarnaast blijven handschoenen, veiligheidsbrillen en mondmaskers zaken die snel vergeten worden. Ik betrap me er soms ook nog op dat ik er misschien iets grondiger aandacht voor zou moeten hebben. We blijven tenslotte bezig met vergif en onze gezondheid is ook heel belangrijk.”